Ik vind dit een moeilijk stuk van de cursus daarom verdiep ik me er iets meer in.
Karl Marx is een filosoof die het maatschappelijke spanningsveld beschreef. Marx beschreef de fabrieksarbeiders als de slaven van het kapitalistische productieproces, die vervreemd raakten van de zin van hun arbeid. (wuyts, 2005). Das kapital is de grondslag van het Marxisme. Marx is de grondlegger van het wetenschappelijk socialisme. Materiële zaken hebben een invloed op welke waarden en idealen mensen hebben. De rijken beschermen hun eigendommen en passen daar de wet op toe. ‘Privaat bezit is het bron van alle kwaad’. Er wordt gestreefd naar collectiviteit. De mensen die de productiemiddelen bezitten hebben de macht. Zij hebben de macht over de arbeiders. De arbeiders bieden hun arbeid aan in ruil voor loon. Wie de machines, de grondstoffen en het kapitaal bezit krijgt het grootste deel van de koek. De rijken worden steeds rijker en de armen worden steeds armer. Marx beschreef de klassenstrijd. De bezittende klasse buit de arbeidersklasse uit. De economische verschillen hebben een invloed op de sociale omgang. Dit is een ‘uitbuitingssystheem’. De heersende ideeën zijn de ideeën van de hogere, rijkere, bezittende klasse. De staat verdedigt de belangen van de bezittende klasse en gaat in tegen de belangen van het proletariaat. In mijn intro sprak ik over het feit dat je uit de geschiedenis kan leren. Je kan je afvragen of kansarmoede erfelijk is? Of iedereen werkelijk gelijke kansen krijgt in onze maatschappij? Of er al dan niet nog klassenverschillen bestaan in onze democratische samenleving? (Devos, 2006)
Wuyts,B. (2005). Over narren, kreupelen, doven en blinden: leven met een handicap Van de Oudheid tot nu. Leuven: Davidsfonds.
Devos,C. (2006). De kleermakers en de keizer: inleiding tot politiek en politieke wetenschappen. Gent : Academiapress.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten