donderdag 3 december 2009

de industriële revolutie

De industriële revolutie zorgde ervoor dat men overging van een landbouw naar een industriële maatschappij. Meer en meer mensen gingen werken in de industrie. Er zijn veel uitvindingen gebeurd in die periode in Engeland. Vanaf de jaren 1760 kwam de industriële revolutie op gang. De katoenmarkt kwam op gang in Vlaanderen. De spinmolen en de stoommachine waren nieuwe technologische snufjes. Het productieproces werd vermeerderd de traditionele ambachten werden verminderd. Er was ook nood aan meer goederen omdat de bevolking snel begon te groeien. Mensen werden werkloos omdat de machine hen kon vervangen. De arbeiders werden in de fabrieken tewerkgesteld waar ze moesten werken voor hongerlonen, in verschrikkelijke omstandigheden en voor lange werkdagen. Er vielen vele ontslagen. In die periode bestond de sociale wetgeving nog niet. Mensen leefden in armoede en hadden niets te eten. De fabriek was een dictatuur. Er ontstonden epidemieën en er was een massale kindersterfte. Kinderen en vrouwen moesten ook werken in de fabriek en soms wel dagen van 16 uur. Er was ook een prijsstijging van de levensmiddelen wat een daling was van de levensstandaard. Mensen probeerden te overleven. De arbeiders hadden het ernstig te verduren maar de rijke burgerij had geen problemen. De rijken hadden het kapitaal en de productiemiddelen in handen. Wie rijk was werd rijker wie arm was werd armer. De welgestelde burgers deden wel aan liefdadigheid. Door aan liefdadigheid te doen presenteerde de rijke burgerij zich als goede mensen en het was voor hen een investering voor naar de ‘hemel’ te gaan. Hun sociale status werd duidelijk en zo werd de nadruk nog eens gelegd op het verschil in stand tussen het volk en de rijke burgerij. In deze periode was het kind een volwassenen in zakformaat. Het kind moest snel volwassen worden. Het moest gaan werken, geld gaan verdien. Het kind werd geconfronteerd met de harde wereld rond de industriële revolutie. Het werd pas beter toen mensen konden gaan stemmen en er oprichting was van vakverenigingen.

Bekijk maar eens een fragment van Deans. In het fragment worden de wantoestanden duidelijk verfilmt.

Wydooghe, B. (2009). Hoofdstuk 5: De tijd van de grote revoluties eind 18de begin 19de eeuw. Katho: Kortrijk.


Wuyts,B. (2005). Over narren, kreupelen, doven en blinden: leven met een handicap Van de Oudheid tot nu. Leuven: Davidsfonds.

2 opmerkingen:

  1. Gelukkig zijn de werkomstandigheden nu verbeterd dan deze ten tijde van Daens. Er zijn vakbonden die opkomen voor de rechten van hun leden, afspraken worden duidelijk vastgelegd in CAO's etc.

    Is dat eigenlijk wel allemaal zo? Het ziekteverzuim op het werk is vrij groot, mensen krijgen te kampen met burn-outs of langs de andere kant met bore-outs. Is de concurrentie, zeker nu met de crisis, niet te hard geworden voor veel mensen? Wordt de druk niet te groot of zijn dit allemaal luxe-problemen vergeleken met de toestanden ten tijde van Daens? Mensen leven nog altijd in armoede, sommigen werken hard om te overleven. We kunnen concluderen dat welvaart niet hetzelfde is als welzijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Inderdaad Mieke, ik maak me vaak de bedenking of onze huidige maatschappij met al zijn materiële luxe inderdaad wel zo goed is. Zijn de mensen nu zoveel gelukkiger dan vroeger? Verwachten we niet te veel van onze kinderen? Eerste leerjaar, nog maar net leren lezen en ze worden al getest om te lezen op tijd. Tanden staan niet perfect, hup een beugel om de tanden recht te zetten. Niet alleen de kinderen moeten aan vele eisen voldoen, ook volwassenen ...

    BeantwoordenVerwijderen